Standaardgeschilpunten: Zijnsoordelen

Een feit is een feit, zou je zeggen. Daar valt niets aan te beargumenteren. Toch is er
soms aardig wat overtuigingskracht nodig om mensen ervan te overtuigen dat iets een feit is, of zelfs
dat een bepaald ‘zijnsoordeel’ (een uitspraak over de feitelijkheid van iets) ‘aannemelijk’ is. Het
standaardgeschilpuntenmodel dat hierbij hoort is nauw verwant aan dat voor waardeoordelen.

Inleiding

Wie in een wetenschappelijk tijdschrijft een artikel met de resultaten van empirisch onderzoek wil publiceren moet zo’n artikel doorgaans opbouwen volgens een strak format. Hieraan ligt een standaardgeschilpuntenmodel ten grondslag dat er lijkt op dat voor waardeoordelen en dat ook bruikbaar is buiten de wetenschap. De betoger moet een context schetsen, een object aanwijzen, criteria vaststellen waaraan het object moet voldoen om de beoogde uitspraak te kunnen doen, vervolgens feiten aanvoeren en deze ten slotte toetsen aan de criteria. Het model wordt gepresenteerd in drie varianten. Voor uitspraken van het type X = Y, voor uitspraken van het type X betekent Y, en voor uitspraken van het type X leidt tot Y.

Dit lemma behoort tot de reeks Taalbeheersing: standaardgeschillen in betogen

Deel 1: Standaardgeschilpunten: werkzaam in schriftelijke en mondeling communicatie
Deel 2: Standaardgeschilpunten: beleidsstellingen
Deel 3: Standaardgeschilpunten: waardeoordelen
Deel 4: Standaardgeschilpunten: zijnsoordelen
Deel 5: Standaardgeschilpunten: vergelijkende stellingen
Deel 6: Didactische voordelen van de standaardgeschilpuntenmodellen voor zijns- en waardeoordelen (in voorbereiding)

Achtergrond

Zijnsoordelen zijn feitelijke uitspraken.

Schilderij A is een Rembrandt.
Inscriptie B voorspelt de ondergang van de aarde op datum C.
Fenomeen D (de onbereikbaarheid van een bepaald dorp) wordt veroorzaakt door proces E (bijvoorbeeld een vulkaanuitbarsting)

Zijnsoordelen gaan over dingen die in principe niet ter discussie staan, zoals iemands geboortedag, de uitslag van een zwangerschapstest, de werking van de zwaartekracht, et cetera. Toch geven zijnsoordelen vaak wel degelijk reden tot discussie of debat. Het programma DNA onbekend maakt in veel gevallen met een DNA-test een eind aan een (soms innerlijk) ‘debat’ over de vraag hoe zeker het is dat persoon A de vader, moeder, broer of zus is van persoon B. En daar waar feitenkwesties ten grondslag liggen aan beleid dat ook nog aan belangrijke waarden raakt, wordt heel duidelijk dat ook over feiten gedebatteerd kan en moet worden.

Voorbeeld: Dat het coronavirus zich verspreidde was al vroeg in 2020 een algemeen geaccepteerd feit. Over hoe het zich verspreidde, waren de geleerden het echter lang niet altijd eens, wat aanleiding was tot veel extra onderzoek. Ook over de vraag in hoeverre de feiten aantonen dat de mens een aandeel heeft in de opwarming van de aarde, wordt intensief gedebatteerd, en in rechtszaken betoogt menig advocaat met succes dat het niet eenduidig vast te stellen is of een persoon het misdrijf waarvan hij verdacht wordt nu wel of niet gepleegd heeft. Voor sommige mensen blijkt zelfs hun geboortedag op een gegeven moment minder feitelijk dan ze dachten, bijvoorbeeld omdat hun ouders gewacht hebben met de aangifte tot ze negen maanden getrouwd waren, of omdat na adoptie iets mis is gegaan met de registratie in het geboorteland.

Zijnsoordelen kunnen over het heden, het verleden of de toekomst gaan (Feyenoord wordt volgend jaar kampioen). Verder kunnen ze gaan over wat iets is

A is B,

over wat iets betekent

A betekent B,

[bijvoorbeeld: een inscriptie in een eeuwenoude tempel, of over het oorzakelijk verband tussen twee zaken]

A leidt tot B of B is het gevolg van A.

Op het eerste gezicht lijkt er bij dit soort feitenkwesties, maar één standaardgeschilpunt in het geding: is het beweerde waar? Maar dat is toch te simpel geredeneerd.

Historie

Betogen over zijnsoordelen zijn in de klassieke retorica altijd gerechtelijke redes, want buiten politieke en ceremoniële redes onderscheidt men alleen die nog (Braet, 2007; Quintillianus, 94/2006). In onze tijd, waarin instanties, geschiedschrijvers, en wetenschappers allemaal veel meer hechten aan feitelijkheid dan vóór de renaissance en de Verlichting gebruikelijk was, vind je ze overal.

Zowel in de oudheid als in de moderne tijd, gaat men er, zoals gezegd, vanuit dat er voor betogen over zijnsoordelen eenzelfde set standaardgeschilpunten geldt als voor betogen over waardeoordelen waardeoordelen (propositions of fact) min of meer gelijkgetrokken met het standaardgeschilpunten model voor waardeoordelen (propsitions of value, Matlon, 1988; Freeley & Steinberg, 2014; Quitillianus, 94/2000). Dit lijkt misschien vreemd, maar als je bedenkt dat het in beide gevallen om oordelen gaat, is het niet zo verwonderlijk. Neem de determinatie van een plant. Er zijn feiten (de eigenschappen van de plant (oftewel de kenmerken van subject X), er zijn criteria (de eigenschappen die een plant moet hebben om bij soort Y te horen), en er is de beoordeling (de vaststelling of [plant X een Y is of niet). Ook moet je natuurlijk duidelijk vaststellen over welke plant het nu eigenlijk gaat. Wanneer je constateert dat X de kenmerken van een Y heeft, moet je altijd controleren of dit werkelijk het gevolg is van het ‘horen bij soort Y’. Het kan namelijk zo zijn dat de match veroorzaakt wordt door een vergroeiing, een beschadiging of een verkleuring. Overigens kan het omgekeerde ook gebeuren; plant X heeft niet alle eigenschappen van een Y, maar blijkt toch een Y te zijn. Dat je dat eerst niet zag, komt dan bijvoorbeeld omdat je de plant niet tijdens de bloei observeerde.

De derde soort zijnsoordelen, die van het type X leidt tot Y, zoals de formulering van wetmatigheden (zoals de zwaartekracht) of een verklaring voor de werking van de elektromotor, lijkt wellicht van een andere orde dan zijnsoordelen van het type

X is Y, of

X betekent, Y.

Toch heb je in al deze gevallen te maken met een reeks feiten, een aantal criteria (een hypothetische beschrijving van wat er naar verwachting gaat gebeurt onder bepaalde omstandigheden), en een beoordeling die gaat over de vraag of de feiten voldoen aan de criteria. Het is daarbij van belang dat er werkelijk een intrinsieke relatie is tussen feiten en criteria. Voor je het weet zie je een aantal feiten over het hoofd en trek je te gemakkelijke conclusies.

Neem het opmerkelijke feit dat er in het verwesterste Finse deel van de landstreek Karelië veel meer auto-immuunziektes voorkomen dan in het Russische deel, terwijl de inwoners eenzelfde genetische achtergrond hebben. Het lijkt evident dat dit verschil dan veroorzaakt moet zijn door de Westerse leefstijl? Maar, zoals Joep Engels laat zien in een artikel in Trouw, er is ook een andere verklaring mogelijk. Het zou bijvoorbeeld ook een bijwerking kunnen zijn van de tbc-prik die Russische Kareliërs wel hebben gekregen, maar Finse niet (Engels, 2021).

Hoewel de standaardgeschilpunten voor feitenkwesties dus juist in de wetenschap heel belangrijk zijn, zijn ze daar niet als onder die noemer bekend. Ze worden echter wel degelijk gehanteerd. Zo schrijven wetenschappelijke tijdschriften een vrij strak format voor onderzoeksverslagen voor (zie bijvoorbeeld APA, 2020), waardoor in de praktijk alle standaardgeschilpunten wel degelijk gewaarborgd zijn (zie hier Tekst 5, punt 2).

Model

Hoewel het standaardgeschilpuntenmodel voor zijnsoordelen in grote lijnen hetzelfde is als dat voor waardeoordelen, zijn er een paar kleine verschillen. Er zijn namelijk meer typen stellingen. Daarom geven we het model hieronder drie keer weer. Steeds met andere voorbeelden erbij.

Stellingtype: X is (een) Y

Inleiding

1. Context (Achtergrond) – Waarom moet deze betoger hier, nu iets/deze kwestie aan de orde stellen?

[Voorbeeld: In het kader van de inventarisatie van de biodiversiteit in Nederland, moeten we vaststellen of vogel X een nieuwe soort is.
Kritische vraag: vogels houden zich niet aan grenzen, en de biodiversiteit is ook een internationaal probleem, moeten we niet breder kijken?]

Stelling (of: Uitspraak): X (Subject) is (een) Y (voorbeeld van categorie).

[Voorbeeld: Vogel X is een nieuwe soort.]

Definities

2. Subject (X) – Om welke za(a)k(en) of perso(o)n(en) gaat het?

[Voorbeeld: Uitspraak: onder vogel X verstaan we vogels van het type dat vogelaars hebben waargenomen op plaats Z1 en Z2 in Nederland.
Kritische vraag: wat verstaan we onder ‘van het type’?]

3. Criteria (Y) – Wanneer mag je iets een Y noemen?

[Voorbeeld: Uitspraak: de criteria voor een nieuwe soort zijn vastgelegd in bron Q]
Kritische vraag: Bron Q is veel te rigide, juist met het oog op ontwikkelingen in de biodiversiteit moeten we meer oog krijgen voor ondersoorten.]

Beoordeling

4. Relevante feiten – Welke observaties over X (eigenschappen, handelingen, uitspraken, documenten, getuigenissen, onderzoeksgegevens, et cetera,worden aangevoerd om de uitspraak X is Y op zijn juistheid te beoordelen? En is de juistheid van deze observaties boven elke twijfel verheven?

[Voorbeeld: Aangevoerde feiten: vogelaars hebben op verschillende plaatsen in Nederland een vogel (X) gezien met dezelfde opvallende, nooit eerder beschreven zwarte vlek in de nek en eenzelfde opvallend hoge roep.
Kritische vraag: Weten de vogelaars zeker dat die hoge roep specifiek afkomstig is van de exemplaren met een zwarte vlek?]

5. Toetsing – Passen de relevante feiten bij de criteria en komt de match tussen de relevante feiten en de criteria werkelijk voort uit het feit dat X een Y is?

[Voorbeeld: Redenering: doordat er op verschillende plaatsen, verscheidene exemplaren zijn gezien, van een vogel met systematische afwijkingen van de standaard, moet het een nieuwe soort zijn.
Kritische vraag: Hebben de waarnemingen van vogelaars in Z1 de waarnemingen van vogelaars in Z2 niet beïnvloed, waardoor ze zwarte vlekken zijn gaan zien die anders nooit waren opgevallen. Of: liggen locatie Z1 en Z2 wel ver genoeg uit elkaar om beschouwd te worden als gescheiden locaties en hebben ze dus inderdaad verscheiden groepen gezien?]

Stellingtype: X betekent Y

Inleiding

1. Context (Achtergrond) – Waarom moet deze betoger hier, nu iets/deze kwestie aan de orde stellen?

[Voorbeeld: Bij onderzoekingen in het huis van een van criminele activiteiten verdachte persoon is een steen ontdekt waarin runeachtige tekens gegraveerd zijn waarvan de betekenis mogelijk meer inzicht geeft in de zaak.
Kritische vraag: Is het echt waarschijnlijk dat ontcijfering, waar veel tijd en geld in gaat zitten, het onderzoek verder brengt?]

Stelling (of: Uitspraak): X (Subject) betekent Y

[Voorbeeld: Stelling: de tekens in de steen vormen een boodschap in rune van de ene crimineel aan de andere.]

Definities

2. Subject (X) – Om welke za(a)k(en) of perso(o)n(en) gaat het?

Kritische vraag: schuilt de betekenis van deze boodschap werkelijk in die van de tekens, niet in die van de vorm en de oorsprong van de steen zelf, en/of de plaats waar die gevonden is?

3. Criteria (Y) – Wanneer kun je stellen dat iets Y betekent (i.e.: welke tekensystemen zijn actief en hoe worden die geïnterpreteerd?)

[Voorbeeld: Kritische vraag: als de tekens niet te ontcijferen zijn door iemand met kennis van het ‘rune-alfabet’ wordt dan het hele onderzoek gestaakt?]

Beoordeling

4. Relevante feiten – Welke observaties over X (eigenschappen, handelingen, uitspraken, documenten, getuigenissen, onderzoeksgegevens, et cetera,worden aangevoerd om de uitspraak X betekent Y op zijn juistheid te beoordelen? En is de juistheid van deze observaties boven elke twijfel verheven?

Voorbeeld: Aangevoerde feiten: Er ligt een steen met rune-achtige tekens op een opzichtige plaats in de woning van verdachte, terwijl verder alles in de woning overhoop ligt. Er staan tekens op die op runen lijken, al zijn er twee afwijkende tekens. Er lijkt ‘werkplaats’ te staan. – Kritische vraag: hoe zit dat met die afwijkende tekens?

5. Toetsing – Passen de relevante feiten bij de criteria en komt de match tussen de relevante feiten en de criteria werkelijk voort uit het feit dat X Y betekent?

[Voorbeeld: Redenering: De steen is te interpreteren als een boodschap van de ene crimineel aan de ander. Ze ontmoeten elkaar in de ‘werkplaats’, of leggen daar een en ander voor elkaar klaar.
Kritische vraag: Wat als dit een geen bericht is van de ene crimineel aan de andere, maar van de verdachte aan de politie. Een dwaalspoor.]

Stellingtype X leidt tot Y

Inleiding

1. Context (Achtergrond) – Waarom moet deze betoger hier, nu iets/deze kwestie aan de orde stellen?

[Voorbeeld. Uitspraak: In het kader van de coronapandemie en de noodzaak de juiste maatregelen te nemen om die in te dammen, moeten we kijken bij wie de gezondheidsrisico’s het grootst zijn.
Kritische vraag: Wat risicogroepen zijn, moet je niet willen weten; het is toch discriminatie als je je  beleid daarop afstemt?]

Stelling (of: Uitspraak): X (Subject) leidt tot Y

[Voorbeeld: Kritische vraag: Wanneer spreek je van door overlijden ‘door’ covid? Is het niet zo dat veel mensen met obesitas eerder overlijden aan een ongezonde levensstijl dan aan covid?]

Definities

2. Subject (X) – Om welke za(a)k(en) of perso(o)n(en) gaat het?

[Voorbeeld: Kritische opmerking: onderliggende gezondheidsproblemen is te algemeen, de uitspraak geldt niet voor jongeren met het onderliggende gezondheidsprobleem reuma.]

3. Criteria (Y) – Wanneer kun je stellen dat iets tot Y leidt (i.e.: welke aaneenschakeling van oorzaken en gevolgen is in het spel).

[Voorbeeld: Kritische vraag: Wanneer spreek je van door overlijden ‘door’ covid? Is het niet zo dat veel mensen met obesitas eerder overlijden aan een ongezonde levensstijl dan aan covid? Dus hoe groot moet het aandeel covid zijn in de doodsoorzaak?]

Beoordeling

4. Relevante feiten – Welke observaties over X (eigenschappen, handelingen, uitspraken, documenten, getuigenissen, onderzoeksgegevens, et cetera,worden aangevoerd om de uitspraak X leidt tot Y op zijn juistheid te beoordelen? En is de juistheid van deze observaties boven elke twijfel verheven?

[Voorbeeld: Aangevoerd feit:Van de mensen met covid die overlijden zijn er disproportioneel veel met onderliggende gezondheidsproblemen.
Kritische vraag: zijn deze gegevens niet vooral gebaseerd op cijfers uit ziekenhuizen? Weten we wel voldoende van mensen die thuis overleden zijn.]

5. Toetsing – Passen de relevante feiten bij de criteria en komt de match tussen de relevante feiten en de criteria werkelijk voort uit het feit dat X leidt tot Y?

[Voorbeeld: Kritische vraag: Is het niet zo dat de cijfers vertekend zijn, doordat je juist bij covidpatiënten bent gaan uitzoeken of die onderliggende gezondheidsproblemen er waren, terwijl je dat anders niet had geweten?]

Lees verder

Deel 1: Standaardgeschilpunten: werkzaam in schriftelijke en mondeling communicatie
Deel 2: Standaardgeschilpunten: beleidsstellingen
Deel 3: Standaardgeschilpunten: waardeoordelen
Deel 4: Standaardgeschilpunten: zijnsoordelen
Deel 5: Standaardgeschilpunten: vergelijkende stellingen
Deel 6: Didactische voordelen van de standaardgeschilpuntenmodellen voor zijns- en waardeoordelen (in voorbereiding)

Referenties

American Psychological Association (2020). Publication Manual of the American Psychological Association (7th Edtion).

Braet, A. (2007). De redelijkheid van de klassieke retorica. Leiden: Leiden University Press.

Engels, J. (2021-10-17). Waardoor het immuunsysteem soms ontspoort? Dat is een uitermate complex verhaal. Trouw. https://www.trouw.nl/wetenschap/waardoor-het-immuunsysteem-soms-ontspoort-dat-is-een-uitermate-complex-verhaal~b71107d6/

Freeley, A. J. & Steinberg, J. L. (2014). Argumentation and debate: critical thinking for reasoned decision making. Boston, MA: Wadsworth.

Matlon, R. (1988). Propositions of fact. Excerpt from: Debating Propositions of Value: An Idea Revisited” in CEDA Yearbook Volume 9. Retrieved, July 2021 from: https://studylib.net/doc/8749137/propositions-of-fact

Quitillianus, M. F. (94/2000). De opleiding tot redenaar [Institutio oratorio, vert. P. Gerbrandy, 6e druk]. Groningen: Historische uitgeverij.

Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Schotanus, Y. & Bos, van den R. (2022). Standaardgeschilpunten: Zijnsoordelen. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via https://didactieknederlands.nl/handboek/2023/02/standaardgeschilpunten-zijnsoordelen/

Auteurs:

Yke Schotanus
+ posts

Yke Schotanus (Scheveningen, 1963), rondde in 1987 zijn studie Nederlands af aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de jaren daarna werkte hij als docent Nederlands en literatuurgeschiedenis op verschillende middelbare scholen en hbo's, als redacteur bij verschillende uitgeverijen, als schrijfdocent en als auteur van onder andere een aantal delen van de Schrijfbibliotheek van Uitgeverij Augustus. In 2020 promoveerde hij op een proefschrift over de invloed van muziek op de verwerking van gezongen taal. Thans is hij behalve docent Nederlands en schrijfdocent, geaffilieerd onderzoeker bij het Instituut voor Cultureel Onderzoek (ICON) van de Universiteit Utrecht.

 

Roderik van den Bos
+ posts

Roderik van den Bos (Assen, 1963), studeerde Nederlands in Groningen en werkte daar 7 jaar als beleidsmedewerker bij die Universiteit. Sinds 1992 is hij debattrainer en dagvoorzitter. Aanvankelijk als nevenfunctie, daarna van 1998 tot 2005 fulltime voor het Nederlands Debat Instituut, sindsdien als zelfstandige. Hij traint scholieren en Kamerleden, en alles daartussen, jureert bij debatwedstrijden, begeleidt interne beleidsdebatten bij bedrijven en instellingen, en neemt nog jaarlijks zelf deel aan debatwedstrijden.

Delen: