Virgin Islands Dutch Creole: een contacttaal met een zeventiende-eeuws Nederlandse woordenschat

Wanneer groepen mensen zich onderling verstaanbaar willen maken, maar zij elkaars taal niet spreken – zoals in het verleden vaak het geval was bij handelaren uit verschillende landen of bij plantagehouders en tot slaaf gemaakten – kunnen er op basis van de moedertalen van de sprekers zogeheten pidgins ontstaan, contacttalen met een beperkte woordenschat en een vereenvoudigde grammatica. Het gebruik van pidgins is beperkt tot bepaalde situaties. Op het moment dat deze contacttalen door kinderen als eerste taal worden aangeleerd en ze in alle denkbare situaties gebruikt kunnen worden, noemen we ze creooltalen.

Creooltalen ontstonden vaak in gebieden die door Europese landen waren gekoloniseerd. Het grootste deel van de woordenschat ervan was afkomstig van de taal van de kolonisatoren. Zo ontstonden er bijvoorbeeld op het Engels en op het Portugees gebaseerde creooltalen. Geringer in aantal en minder bekend zijn de aan het Nederlands gerelateerde creooltalen. Een daarvan is het Virgin Islands Dutch Creole.

Virgin Islands Dutch Creole is een aan het Nederlands gerelateerde contacttaal die tussen 1672 en 1736 is ontstaan uit het contact tussen Nederlandstalige kolonisten en Afrikaanse tot slaaf gemaakten. De taal werd gesproken op de Deense Antillen, de huidige US Virgin Islands. De laatste moedertaalspreekster van deze taal is overleden in 1987.

Tussen de vele nieuwe talen die ontstaan zijn uit talen waarvan we het moment van ontstaan niet kunnen aanwijzen, zoals bijvoorbeeld voor het Nederlands, is een klein aantal gerelateerd aan het Nederlands. In Azië gaat het om de talen Javindo en Petjoh, in Afrika zijn er miljoenen sprekers van het Afrikaans en in het Caribisch gebied werden het Skepi Dutch Creole, het Berbice Dutch Creole en het Virgin Islands Dutch Creole gesproken. De laatstgenoemde taal is om allerlei redenen de moeite waard om bestudeerd te worden. Zo is de woordenschat afkomstig uit zeventiende- en achttiende-eeuwse spreektaal en krijgen we dus een inkijkje in het Nederlands zoals dat door de eerste Nederlanders in het Caribisch gebied gesproken is. Daarnaast zorgt het grote aantal schriftelijke primaire en secundaire bronnen ervoor dat  het ontstaan en de verandering van de taal in een gemeenschap van zendelingen en tot slaaf gemaakten aardig te volgen is. Op het eerste gezicht lijkt de taal ontoegankelijk, maar wanneer je met een tweede blik de Nederlandse woorden herkent, blijkt de bestudering van deze taal net zo interessant als van een in het Nederlands taalgebied gebruikt dialect.

Skepi Dutch Creole en Berbice Dutch Creole zijn vermoedelijk in de achttiende eeuw ontstaan in respectievelijk de voormalige Nederlandse koloniën Essequibo en Berbice, in het huidige Guyana. Het overgrote deel van de bekende woordenschat van deze talen is afkomstig uit het Nederlands, wat te verklaren is uit het ontstaan van deze talen, namelijk uit het contact tussen Nederlandstalige kolonisten en de personen met een Afrikaanse herkomst die door hen als slaaf tewerkgesteld waren.

Ook het Virgin Islands Dutch Creole, dat tussen het begin van de negentiende en het begin van de eenentwintigste eeuw Negerhollands werd genoemd, heeft een woordenschat die voornamelijk bestaat uit woorden met een Nederlandse oorsprong. Dat lijkt onverwacht omdat deze taal zo goed als zeker ontstaan is in een voormalige Deense kolonie. Door de komst van een grote groep Nederlandstalige planters vanaf 1672 werd het Nederlands in deze kolonie de dominante omgangstaal. Dit heeft tot in de tweede helft van de achttiende eeuw geduurd. De grammatica wijkt flink af van de Nederlandse en heeft juist overeenkomsten met andere creooltalen die gesproken worden in het Caribisch gebied, zoals het Sranan (oorspronkelijk in Suriname, woordenschat voornamelijk Engels) of het Papiamentu (oorspronkelijk op Aruba, Bonaire en Curacao, woordenschat voornamelijk Portugees/Spaans). Enkele grammaticale voorbeelden heb ik genoemd in een volgende paragraaf.

De creooltaal is waarschijnlijk ontstaan in de eerste decennia van het contact, toen het aantal tot slaaf gemaakten ongeveer twee keer zo groot was als het aantal planters. Bij een dergelijke verhouding zullen onderdrukten in eerste instantie de dominante, hier Europese, taal proberen te leren. Pas in een situatie waarin het aantal sprekers van de dominante taal relatief klein is ten opzichte van het aantal onderdrukten, zoals bijvoorbeeld in Suriname, ontstaat juist vaak een nieuwe taal. Het Virgin Islands Dutch Creole lijkt daardoor dan ook relatief meer op het Nederlands dan het Sranan op het Engels lijkt of het Papiamentu op het Portugees/Spaans.

In 1736 verschijnt in een dagboek van de Duitse zendeling Friedrich Martin de eerste verwijzing naar de creooltaal: ‘Br. Carstens war fleissig, wolt das Neue Testament ins Carriolisch übersetsen (…).’ Vanaf dat moment weten we zeker dat het Virgin Islands Dutch Creole als een aparte taal, verschillend van het Nederlands, bestaat. De zendelingen van de Evangelische Broedergemeente (de ‘Herrnhutters’) gaven al in de jaren ’30 van de achttiende eeuw lees- en schrijfonderwijs in het Nederlands aan de tot slaafgemaakten. In hun vroege brieven is het Creools, de moedertaal van de nieuwe schrijvers, herkenbaar tussen het Nederlands. Na zijn bezoek aan de Deense Antillen in 1739 hield de geestelijk leider van de Evangelische Broedergemeente, graaf Von Zinzendorf, een afscheidsrede  in het Virgin Islands Dutch Creole. Deze werd in 1742 in Europa gepubliceerd, samen met enkele brieven die door tot slaaf gemaakten in het Creools geschreven waren. Deze teksten waren de eerste gedrukte Creoolse teksten. In de hieropvolgende periode vertaalden Duitse, en later ook Deense, zendelingen verschillende zendingsteksten, maar bijvoorbeeld ook het Nieuwe en Oude Testament, naar het Nederlands Creools. Verschillende hiervan zijn tussen 1765 en 1833 gedrukt.

In de jaren 1980 deed de Duitse taalwetenschapper P. Stein een bijzondere ontdekking in het Unitäts Archiv van de Evangelische Broedergemeente in Herrnhut (Duitsland). In dit archief vol materiaal van zendelingen die over de hele wereld actief waren en zich bezighielden met de vertaling van religieuze teksten naar de plaatselijke talen, ontdekte hij zo’n 150 achttiende-eeuwse brieven die door tot slaaf gemaakten geschreven zijn. Bovendien bleken er diverse Virgin Islands Dutch Creole Bijbelhandschriften bewaard te worden. Deze teksten, die relatief kort na het ontstaan van de Creooltaal zijn vertaald, zijn van grote waarde voor het onderzoek naar de vroege stadia van Creooltalen aangezien ze verschillende versies van de uiteindelijk gedrukte zendingsteksten laten zien. In de vele aanpassingen van de vertalers zien we namelijk de motivatie om met hun taal zo goed mogelijk aan te sluiten op hun publiek. Hoe kun je er als zendeling voor zorgen dat de Bijbelteksten goed begrepen worden door het publiek van Creoolssprekenden? Duidelijk herkenbaar is bijvoorbeeld het veranderend gebruik van bepaalde voorzetsels en vaste uitdrukkingen en het consequent gebruik van een Creoolse woordvolgorde die anders is dan die in de bronnen van de Creoolse vertalingen.

Rond 1770 verschenen er twee taalbeschrijvingen van het Virgin Islands Dutch Creole in druk. In 1770 publiceerde de op St. Thomas geboren Deen J.M. Magens een klassieke grammatica waarin ook dialogen opgenomen zijn. In hetzelfde jaar publiceerde de Duitser C.G.A. Oldendorp een beschrijving van de zending op de Deense Antillen met daarin een uitgebreide taalbeschrijving van het Virgin Islands Dutch Creole. De beschikbaarheid van zowel de zendingsteksten als deze taalbeschrijvingen zorgden ervoor dat de taal al aan het begin van de negentiende eeuw bestudeerd werd.

In 1905 publiceerde de Leidse hoogleraar Grieks D.C. Hesseling de uitgebreide monografie Het Negerhollandsch der Deensche Antillen, dat gebaseerd was op het Creools dat tot dan toe in druk was verschenen.

Tijdens de Deens-Nederlandse archeologische expeditie naar onder meer de US Virgin Islands (1922-1923) ontdekte de Leidse antropoloog J.P.B. de Josselin de Jong dat het Nederlands Creools nog door enkele sprekers gebruikt werd. Het levend Creools van deze informanten is verzameld in De Josselin de Jongs Het Huidige Negerhollands (1926). Toen de Amerikaanse docent Engels F. Nelson in 1936 de US Virgin Islands voor een vakantie bezocht, ontmoette ook hij nog moedertaalsprekers. De woordenlijsten hiervan zijn gepubliceerd in Den Besten en Van Rossem (2012) en Van Rossem (2012, 2017).    

In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwam de Maagdeneilandse taalwetenschapper G. Sprauve in contact met de laatste sprekers van het Virgin Islands Dutch Creole. Een van hen, Mrs. A. Stevens, heeft tot haar overlijden in 1987 G. Sprauve en zijn studenten geholpen bij het bestuderen van de taal. Met A. Stevens als haar lerares heeft de Amerikaanse fonologe R. Sabino als laatste de taal echt geleerd. Zij heeft de fonologie van het Virgin Islands Dutch Creole uitgebreid beschreven (Sabino 1990) en publiceerde naast een taalbeschrijving ook geluidsfragmenten van de laatste moedertaalspreekster van deze taal (Sabino 2012). Is de taal nu echt helemaal uitgestorven? Nog steeds is er wat van de horen en te lezen. In het huidige Virgin Islands English Creole van St. Croix is zelfs ongeveer 7% van de woordenschat zo goed als zeker afkomstig uit het Virgin Islands Dutch Creole (Boegh 2021: 222). Bovendien is er op de US Virgin Islands een serieus initiatief om de taal nieuw leven in te blazen.

Voorbeelden en grammaticale informatie

Het Virgin Islands Dutch Creole heeft enkele kenmerken die het deelt met andere Creooltalen in bijvoorbeeld het Caribisch gebied. Uitvoerige taalbeschrijvingen zijn te vinden in Magens (1770), Oldendorp (2002), Hesseling (1905), Sabino (2012) en Stolz (1996). In de onderstaande voorbeelden ben ik erg beknopt.

  1. Werkwoordsvervoeging wordt aangegeven met aparte partikels die voorafgaan aan het werkwoord. Het werkwoord heeft maar één vorm.
    1. verleden tijd: a, mi a wandu ‘ik liep’
    2. voltooide tijd: ka, mi ka wandu ‘ik heb gelopen’
    3. toekomende tijd: sa, lo, mi sa wandu, mi lo wandu ‘ik zal lopen’
    4. duratief: le, lo, mi le wandu, mi lo wandu ‘ik ben aan het lopen’
  2. Woordvolgorde is altijd Onderwerp, Persoonsvorm, Overige zinsdelen. Bij een vraagzin kan er dan toegevoegd worden, maar aan de intonatie van de zin moet je de vraag herkennen.
    1. ons kik en pushi ‘wij zien een kat’
    2. ons kik en pushi fanda ‘vandaag zien wij een poes’
    3. ons kik en pushi fanda (dan)? ‘zien wij vandaag een poes?’
  3. Negatie wordt (vrijwel) altijd voor het werkwoord aangegeven.
    1. Em no wandu ‘hij/zij loopt niet’.
  4. Een handeling kan aangegeven worden met seriële werkwoorden. Dit wil zeggen dat een handeling met meerdere zelfstandige werkwoorden wordt aangeduid. In het voorbeeld zijn deze vetgedrukt.  In het onderstaande voorbeeld is bovendien te zien dat seni, het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud (‘zij’) ook gebruikt wordt als bezittelijk voornaamwoord en meervoudsmarkeerder. Het voornaamwoord seni is afkomstig van het West-Vlaamse sender, dat nog steeds in de regio rond Brugge gebruikt wordt.
    1. seni breng kom seni kawai seni ‘zij nemen hun paarden mee’.
  5. Het voorzetsel na is alleen en in samenstellingen in vele betekenissen te gebruiken, bijvoorbeeld voor het aanduiden van plaats of richting.
    1. jeni wandu na pad ‘jullie lopen op straat’
    2. joe wandu na hus ‘jij loopt naar huis’

Voorbeeld van een twintigste-eeuwse tekst (De Josselin de Jong, 1926, kleine spellingaanpassingen CvR) met verduidelijkende aantekeningen.

Di hulkan
De orkaan

Di a wes di jaa neegǝntinsestin, di neegǝn fan Oktobǝr.
Het was het jaar 1916, de negende van oktober

Di a commence mi seevǝn I (>nl. ier ‘uur’) di dungku (>donker), di no a hou op tee midnat.
Het begon om zeven uur in de avond, het hield niet op tot middernacht.

Frufru (>vroeg, reduplicatie), wani ons a kan ki, eekeegut (>elke goed) a wes level: di kerk mi (>met) di domnehus.
‘s Morgens, wanneer (= toen) we konden kijken, alles was (= was alles) plat: de kerk en het domineehuis.

Di zee a ko tee mel (>middel) di kiningpat.
De zee kwam tot (het) midden (van) de Koningsweg (>belangrijke weg over het eiland St. John).

Ju no kan paséé fo di boom sini na di pat.
Je kan niet verdergaan/passeren vanwege de bomen op de weg.

Sini ha fo kri man fo kap sini we.
Zij moeten man(nen) krijgen (= er waren mannen nodig) om ze weg te kappen.

Wani di Danishman a ko di sondag, am a bring jit (>eten) fo ons.
Wanneer de Deen kwam (op) de zondag, hij bracht eten voor ons.

Am a bring fo oostendǝ mi (>met) hi amoléé. (>naar beneden)
Hij bracht (het) voor East End (>oosten van St. John) en hier beneden.

Sini a gi ons duku. (>doek)
Zij gaven ons kleding.

Sini a gi ons stibo. (>stuiver)
Zij gaven ons geld.

Referenties en naslag

Gerelateerde talen

Skepi Dutch Creole:

Jacobs, Bart, en Mikael Parkvall. 2020. ‘Skepi Dutch Creole, The Youd Papers’. In: Journal for Pidgin and Creole Languages, 35:2, 360-380.

Berbice Dutch Creole:

Kouwenberg, Silvia. 1993. A Grammar of Berbice Dutch Creole. Berlin/New York: Mouton De Gruyter.

Virgin Islands English Creole:

Boegh, Kristoffer Friis. 2021. Crucian Creole, A sociohistorical and linguisic analysis of the English-lexifier contact language of St. Croix, Virgin Islands. Aarhus: Au Trykk.

Taalbeschrijvingen

Besten, Hans den, & Cefas van Rossem. 2013. “Diplomatische editie van de Negerhollandse woordenlijsten van Frank G. Nelson”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 130, 1. Digital addendum. http://www.tntl.nl/addenda/Add_DenBestenVanRossem_2013_129_1.pdf

Hesseling, D[irk] C[hristiaan]. 1905. Het Negerhollands der Deense Antillen. Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse taal in Amerika. Leiden: A.W. Sijthoff. x, 290 pp.

Josselin de Jong, J[an] P[etrus] B[enjamin] de. 1926. Het huidige Negerhollandsch (teksten en woordenlijst). Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Nieuwe Reeks, Deel 26, no. 1. 124 pp.

Magens, J[ochum] M[elchior] Grammatica over det Creolske sprog, som bruges paa de trende Danske Eilande, St. Croix, St. Thomas og St. Jans i Amerika. Sammenskrevet of opsat af en paa St. Thomas indföd Mand. Kiøbenhavn, 1770. Trykt udi det Kongelige Wäysenhusets Bogtrykkerie, af Gerhard Giese Salikath. 93 pp.

Oldendorp, Christian Georg Andreas. 2002. Historie der caribischen Inseln Sanct Thomas, Sanct Crux und Sanct Jan, insbesondere der dasigen Neger und der Mission der evangelischen Brüder under derselben. Zweiter Teil: Die Missionsgeschichte. Band II der Gesamtausgabe. Ediert von Hartmut Beck, Gudrun Meier, Stephan Palmié, Aart H. van Soest, Peter Stein und Horst Ulbricht. [Abhandlungen und Berichte des Staatlichen Museums für Völkerkunde Dresden, Bd. 51 des Gesamtw.: Monographien; 9]. Berlin: VWB, Verlag für Wiss. und Bildung.

Rossem, Cefas van & Hein van der Voort (eds). 1996. Die Creol Taal, 250 years of Negerhollands texts. With contributions by Frank Nelson, Robin Sabino and Gilbert Sprauve and the assistance of Hans den Besten, Pieter Muysken and Peter Stein. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Sabino, Robin. 1990. Towards a Phonology of Negerhollands: An Analysis of Phonological Variation. University of Pennsylvania. Diss. University of Pennsylvania.

Sabino, Robin. 2012. Language Contact in the Danish West Indies: Giving Jack His Jacket. Leiden/Boston: Brill. 337 pp.

Stein, Peter & Hein van der Voort (eds). 1996. Christian Georg Andreas OLDENDORP, Criolisches Wörterbuch. Erster zu vermehrender und wo nöthig zu verbessernder Versuch [1767/68], herausgegeben, eingeleitet und mit Anmerkungen versehen von Peter Stein, sowie das anonyme, J.C. KINGO zugeschriebene Vestindisk Glossarium, herausgegeben, eingeleitet und mit Anmerkungen versehen von Hein van der Voort, Lexicographica, series maior 69. Tübingen: Max Niemeyer Verlag. IX, 193 pp.

Recente studies

Rossem, Cefas van. 2013. “De Negerhollandse woordenlijsten van Frank G. Nelson”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 130, 1. p. 1-25.

Rossem, Cefas van. 2017. The Virgin Islands Dutch Creole Textual Heritage: Philological Perspectives on Authenticity and Audience Design. [LOT 477]. Utrecht: Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap. xii, 425 pp.

Sluijs, Robbert van. 2017. Variation and change in Virgin Islands Dutch Creole, Tense Modality and Aspect. [LOT 453]. Utrecht: Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap. x, 383 p.

Online bronnen

Rossem, Cefas van. www.diecreoltaal.com, bevat online bronnen in en over het Virgin Islands Dutch Creole.

Rossem, Cefas van. 2023. Comprehensive bibliography of texts in or about Virgin Islands Dutch Creole. Via diecreoltaal.com Wordt regelmatig geüpdatet.

Rossem, Cefas van. Di hou creol, podcast over Virgin Islands Dutch Creole. Beschikbaar via podcasthosts en www.diecreoltaal.com.

Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: van Rossem, C. (2024). Virgin Islands Dutch Creole: een contacttaal met een zeventiende-eeuws Nederlandse woordenschat. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via: https://didactieknederlands.nl/handboek/2024/03/virgin-islands-dutch-creole-een-contacttaal-met-een-zeventiende-eeuws-nederlandse-woordenschat/

Auteurs:

Cefas van Rossem
+ posts

Cefas van Rossem is docent Nederlands aan het Olympus College te Arnhem en is gastonderzoeker van het Meertens Instituut te Amsterdam. Vanaf 1991 bestudeert hij het Virgin Islands Dutch Creole. In 2017 is hij aan de Radboud Universiteit gepromoveerd op het bestuderen van de authenticiteit van met name de achttiende-eeuwse Maagdeneilandse manuscripten vanuit een filologisch perspectief. Hij publiceert wetenschappelijke artikelen over deze taal en probeert via zijn website en podcast ook een breder publiek te bereiken.

Delen: