Taalkunde bij misdaadbestrijding

Als er een lichaam wordt gevonden, wordt de omgeving meteen afgezet zodat sporenonderzoek kan worden gedaan. De politie zoekt naar bloedsporen, haren, speeksel, sperma, vingersporen, schoensporen en allerlei andere biologische sporen of aanwijzingen. Waar mensen vaak niet meteen aan denken, is dat een belangrijk deel van de sporen tegenwoordig niet te vinden is op de plaats delict. Deze sporen bevinding zich in de digitale wereld, bijvoorbeeld op de telefoon van het slachtoffer: tekstberichtjes.

In Nederland gebruiken 13,3 miljoen mensen WhatsApp, waarvan 10,8 miljoen dagelijks (Newcom, 2023). Tekstberichten vertellen een completer verhaal dan andere digitale sporen zoals locatie- of belgegevens: niet alleen waar iemand was of dát iemand diens telefoon gebruikte, maar ook wat die aan het doen was. De vraag die centraal staat bij het interpreteren van de laatste berichten van een slachtoffer is of ze daadwerkelijk geschreven zijn door het slachtoffer zelf. Hier komt de forensisch taalkundige in beeld.

Forensische taalkunde

De forensische taalkunde legt de focus op taalvariatie. Waar in andere takken van taalkunde verschillen vaak worden genegeerd, maken forensisch taalkundigen er een sport van om verschillen tussen personen te onderzoeken. Dat personen behoorlijk van elkaar verschillen in hun taalgebruik blijkt bijvoorbeeld uit een studie naar 189 brieven die geschreven waren door studenten (De Boer et al., 2023). In de brieven, die elk een postscriptum bevatten, werd “PS” op meer dan 50 verschillende manieren geschreven, zoals: P.S., Ps., ps:, en allerlei varianten daarop. Deze talrijke variatie in een lettercombinatie van slechts twee letters met optionele leestekens laat zien dat teksten vol keuzemomenten zitten. Hoofdletter of kleine letter? Punt of geen punt? Witregel of niet? Verschillende mensen maken andere keuzes, waardoor teksten van persoon A andere kenmerken bevatten dan die van persoon B. Dit gegeven is bruikbaar wanneer je vast wil stellen wie een bepaalde tekst geschreven heeft.

Taalkundige vingerafdruk?

Hoewel mensen verschillen in de keuzes die ze maken als ze een tekst schrijven, weten we niet hoe uniek ons taalgebruik precies is. Dat komt omdat het lastig is om een profiel op te stellen met kenmerken van een auteur, omdat elke taaluiting moet worden gezien in een bepaalde context. Waar een vingerafdruk of DNA-profiel gedurende iemands leven consistent blijft en dus goed kan worden vergeleken met sporen op een plaats delict, is taalgebruik heel flexibel. Een persoon maakt andere keuzes als de setting verandert, zoals het medium, de situatie, diens stemming, de beschikbare tijd en de geadresseerde. Dat maakt dat er altijd variatie optreedt binnen het repertoire van één persoon. Een verschil tussen twee teksten hoeft dus niet meteen te duiden op een andere auteur.

Hoe is taalvariatie dan toch bruikbaar? Binnen de forensische linguïstiek doen we de aanname dat bij een zo vergelijkbaar mogelijke context, het verschil tussen teksten van verschillende personen altijd groter is dan het verschil tussen teksten van dezelfde persoon. Hoe meer taalkundige kenmerken overeenkomen, hoe groter dus de kans dat twee teksten door dezelfde persoon geschreven zijn. En hoe meer verschillen, vooral als ze onverklaarbaar zijn in het licht van de context, hoe groter de kans dat het gaat om een andere auteur. Met dit gegeven kan een forensisch taalkundige dus alsnog een conclusie trekken over hoe waarschijnlijk het is dat de tekst door het slachtoffer zelf of juist door een verdachte is geschreven.

Linguistic profiling

In opsporingsonderzoeken is niet altijd meteen een verdachte in beeld. Als er geen vergelijkingsmateriaal is, kan er geen vergelijking plaatsvinden. Een forensisch taalkundige kan echter wel uitspraken doen over de auteur van een tekst aan de hand van statistische gegevens. Zo weten we dat ouderen hun WhatsAppberichten vaker afsluiten met een punt, terwijl jongeren dat meestal niet doen. Ook heeft er in 1995 een spellingswijziging plaatsgevonden die tot op de dag van vandaag haar sporen nalaat. Mensen die voor deze wijziging hebben leren spellen, hebben soms nog steeds moeite met woorden met een c en een k (product, reactie, elektriciteit) en de tussen-n (pannenkoek, boekenplank). Ook hieruit kan dus een indicatie voor leeftijd worden gehaald.

Ook staat vaak de vraag centraal of een anonieme brief, zoals een bommelding of dreigbrief, de oprechte taalvaardigheid van de auteur weerspiegelt. Zoals mensen letters uit de krant knippen of met hun niet-dominante hand schrijven om hun handschrift te verdoezelen, zo is het ook denkbaar dat mensen bewust fouten maken of andere woorden gebruiken om de lezer – en de politie – op het verkeerde been te zetten.

Misleiding?

In onderzoeken naar geveinsde taalvaardigheid zijn twee principes leidend. Ten eerste gaan we ervan uit dat mensen zich niet slimmer kunnen voordoen dan ze zijn, tenzij ze gebruikmaken van technieken zoals Google Translate of ChatGPT om een taal te spreken die ze niet spreken of een tekst te “vertalen” naar formeel taalgebruik. Dat kan dan soms blijken uit taalgebruik dat typerend is voor computers. Dergelijke technieken buiten beschouwing gelaten, kunnen mensen zich alleen minder taalvaardig voordoen dan ze daadwerkelijk zijn, en dus bewust fouten introduceren.

Het tweede principe waar rekening mee wordt gehouden is dat bewust gemaakte fouten een ander patroon laten zien dan oprechte fouten (zie bv. Dern, 2008). Hoewel ik hierboven besprak dat taalvariatie ook binnen personen aan de orde van de dag is en een persoon met wat meer aandacht ineens een stuk minder fouten maakt dan in een snel gekrabbeld briefje, laat een bewust gemanipuleerde schrijfstijl een andere vorm van inconsistentie zien. Mensen die expres fouten maken moeten zich goed op hun taak concentreren en dat kost veel inspanning. Daarom zien we bij dit soort teksten vooral veel fouten aan het begin van de brief, terwijl mensen later in de brief minder bezig zijn met hun manipulatie en weer op de automatische piloot gaan schrijven. Ze maken dus minder fouten aan het eind van de brief dan aan het begin. Daarnaast zijn fouten die expres gemaakt worden vaak onlogisch en worden heel ingewikkelde grammaticale constructies en woordcombinaties goed geschreven, terwijl heel simpele woorden die eigenlijk niemand fout doet toch verkeerd gaan. Op basis van dit soort kenmerken kan dan geconcludeerd worden dat het waarschijnlijk gaat om bewust gemanipuleerd taalgebruik met een persoon die doet alsof die slecht kan spellen, terwijl dat eigenlijk wel meevalt. Dit soort conclusies kunnen de politie helpen bij het nadenken over wat voor type de auteur van een tekst is, en naar wat voor persoon zij dus op zoek zijn.

Conclusies trekken op basis van taal

Bij een analyse van taalgebruik worden alle niveaus van de taalkunde betrokken. Van heel klein (spelling, interpunctie, hoofdlettergebruik) tot heel groot (zinsopbouw, tekststructuur): alles zit erin. Dat maakt dat iedereen met een beetje taalgevoel observaties kan doen en interessante overeenkomsten en verschillen kan ontdekken. De complexiteit van het vakgebied ontstaat in de interpretatie: wanneer bevat een tekst voldoende inconsistenties tussen het begin en het eind om te concluderen dat de fouten bewust zijn gemaakt? Wanneer zijn twee teksten dermate verschillend dat ze waarschijnlijker door twee verschillende auteurs zijn geschreven? Deze vragen worden bij elke zaak opnieuw gesteld en afgewogen door beide kanten te bekijken: welk bewijs is er voor de stelling dat het dezelfde persoon is, en welke aanwijzingen voor de stelling dat het iemand anders is? De taalkundige presenteert hierover een uitgebreid rapport aan de rechter. Die beslist vervolgens of het voldoende onomstotelijk vaststaat dat een bewijsmiddel al dan niet aan een verdachte – of slachtoffer – kan worden toegeschreven. Zo heeft de rechter uiteindelijk dus altijd het laatste woord.

Bronnen

De Boer, M., Duvekot, A.F., & Cambier-Langeveld, T. (2023). Betrapt door een komma: Stilistische variatie in de formulering van een PS. De Grote Taaldag. Utrecht, 3 februari 2023.

Dern, C. (2008). “Wennzahle nix danngeht dir schlecht”: Ein Experiment zusprachlichen

Verstellungsstrategien in Erpresserbriefen. Zeitschriftfür Germanistische Linguistik, 36(2), 240–265.

Fonteyn, L. (2019). Geen punt. Neerlandistiek. https://neerlandistiek.nl/2019/05/geen-punt/

Newcom Research & Consultancy B.V. (2023). Nationale social media onderzoek 2023: Het grootste trendonderzoek van Nederland naar het gebruik en de verwachtingen van social media #NSMO. Dit onderzoek is hier gratis te downloaden: https://www.newcom.nl/product/nationale-social-media-onderzoek-basis-2023/

Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: De Boer, M. (2024). Taalkunde bij misdaadbestrijding In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via https://didactieknederlands.nl/handboek/2024/09/taalkunde-bij-misdaadbestrijding/

Delen: