Wat is de kernactiviteit van de leerlingen?
De leerlingen gaan ‘diep lezen’ en verdiepen zich in de stof door het toepassen van de vier fasen van de ‘staaltjes’ van Litlab bij verschillende fragmenten uit de jeugdliteratuur. Hierbij leggen ze verbanden met de lesstof bij geschiedenis.
De vier staaltjes zijn:
1 reageren
2 begrijpen
3 analyseren
4 interpreteren
Als voorbeeld willen we alleen staaltje 4 gebruiken. Hierbij gaan de leerlingen de verschillende teksten interpreteren door middel van diverse werkvormen.
Hoe pak je het aan?
Kies een thema dat je bij Nederlands en geschiedenis kunt gebruiken. Veelal zal geschiedenis leidend zijn, omdat dat vak via tijdvakken werkt. Behandel je bijvoorbeeld bij geschiedenis het oude Egypte? Kies dan een jeugdboek dat bij dit onderwerp aansluit. Waar je op moet letten is dat het verhaal spannende of interessante elementen bevat.
Voordat je gaat interpreteren, doe je eerst de andere drie fases van de staaltjes: reageren, begrijpen en analyseren.
Bij geschiedenis:
- Bedenk interpretatievragen over het fragment die aansluiten bij de lesstof. Bijvoorbeeld: In de tekst komen een aantal personages voor die een verschillende sociale positie hebben in de Egyptische samenleving. Welke posities komen terug in het verhaal? Wat zegt dit over de sociale lagen in de Egyptische samenleving?
- Zorg dat leerlingen verbanden moeten leggen in de vragen tussen de jeugdliteratuur en de stof uit het geschiedenisboek. Bijvoorbeeld dat ze lezen dat er zeilschepen varen vol met goederen en dat ze dit kunnen koppelen aan handel met andere gebieden.
- Gebruik werkvormen waarbij de leerlingen aantonen dat ze de verbanden kunnen leggen. Bijvoorbeeld: laat begrippenkaarten maken waarop leerlingen het verband moeten beschrijven met de lesstof uit de methode.
Bij Nederlands:
- Aanleren vertelperspectieven
- Leerlingen bekijken welke vertelperspectieven de tekst/het fragment bevat
- Leerlingen schrijven zelf een verhaal vanuit een bepaald perspectief; hiervoor kunnen ze een van de personen uit het fragment kiezen.
Met welk effect?
Voor Nederlands:
Bij Nederlands zagen we dat de leerlingen veel beter grip kregen op de tekst. Door daarna met de verschillende fases van de staaltjes te werken, gingen de leerlingen nog dieper in op de tekst. Ze konden reageren, elkaar en zichzelf vragen stellen en ze moeilijke gedeeltes in de tekst uitleggen. Door steeds dieper in te gaan op de tekst en daar ook de lesstof uit het geschiedenisboek bij te pakken, leerden de leerlingen verbanden leggen tussen de leerstof bij geschiedenis en de leerstof bij Nederlands. Ze vergrootten hun context voor het tijdvak van het oude Egypte.
Voor geschiedenis:
Bij geschiedenis zagen we dat leerlingen door een verhaal zich beter in de tijd konden verplaatsen. Het oude Egypte kwam tot leven via de personages; leerlingen konden zich inleven in de personages van verschillende afkomst. Door uitgebreid stil te staan bij de gebeurtenissen en de leerlingen vragen en werkvormen aan te bieden, zagen we dat leerlingen verbanden konden leggen tussen de geschiedenislesstof en het jeugdboek. Dit zagen wij terug in de verschillende werkvormen waaruit ze konden kiezen, vragenlijsten en gesprekken tijdens de les.
Door de werkvormen waren alle leerlingen betrokken bij het onderwerp, in tweetallen of individueel. Door het gebruik van de verschillende staaltjes doorgronden de leerlingen de teksten goed en verbreden ze zo hun eigen perspectief over het onderwerp. In dit geval het oude Egypte. Daarnaast leggen ze verbanden met de theorie in het geschiedenisboek. Als je kiest voor korte fragmenten, die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, dan blijven de leerlingen geconcentreerd en bij de les.
Waarom werkt het zo?
In vergelijking met Europese leeftijdsgenoten hebben Nederlandse leerlingen moeite met: “de inhoud van een tekst kunnen evalueren en hierop kunnen reflecteren” (Pisa 2018). Daling in leesbegrip is zichtbaar bij meer complexe begrippen, zoals verbanden leggen, de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst beoordelen en reflecteren op inhoud en vorm. Om goed te kunnen reflecteren op de inhoud van een tekst moeten leerlingen kunnen ‘diep’ lezen. Laat leerlingen verschillende teksten lezen over eenzelfde onderwerp, gebruik schriftelijke reflectievragen en laat leerlingen hun antwoorden in groepjes bespreken. Zij worden zo gestimuleerd om een beargumenteerd oordeel te vormen. (Gubbels et al. 2019) Door het gebruik van de ‘staaltjes’ leren de leerlingen de tekst te doorgronden en leren ze verbanden leggen tussen theorie en de wereld om hen heen. Daarnaast bevordert het gebruik van jeugdliteratuur je empathisch vermogen. Kinderen kunnen in vervoering worden gebracht door een verhaal. Volgens de narrative transportation theory hebben verhalen de kracht om iemand te veranderen (Jongstra, Spoelstra en Pauw, 2020).
Diep lezen
Leerlingen leren door deze lessen de teksten beter te doorgronden. Door het gebruik van de verschillende fases van de ‘staaltjes’ leren de leerlingen op verschillende niveaus/ manieren de tekst te bekijken. De verschillende fases zijn: reageren, begrijpen, analyseren en interpreteren. De leerlingen vormen zich zo een beter beeld van de tekst en de context waarin de tekst geplaatst is.
Leesmotivatie
Intrinsieke motivatie ontstaat als wordt voldaan aan drie ‘psychologische basisbehoeften’: de behoefte aan autonomie, de behoefte aan verbondenheid, de behoefte aan competentie (Van Steensel, 2021). Door de leerlingen meerdere teksten uit de jeugdliteratuur te bieden en ze zelf te laten kiezen uit verschillende opdrachten, passend bij hun niveau, voldoen deze lessen aan de 3 basisbehoeften.
Meer weten?
Gubbels, J. (2021). Reflecteren op de meerdere teksten over hetzelfde onderwerp. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd 26-06-2023 via https://didactieknederlands.nl/zokanhetook/2021/06/reflecteren-op-meerdere-teksten-over-hetzelfde-onderwerp
Rogiers, M., Van Ammel, K., Bogaert, R. & Van Keer, H. (2020). Begrijpend lezen, Instructieprincipe 1: Bevorder de leesmotivatie. Didactiek Nederlands – Handboek. Geraadpleegd 26-06-2023 via https://didactieknederlands.nl/handboek/2020/12/begrijpend-lezen-instructieprincipe-1-bevorder-de-leesmotivatie/
Van Steensel, R. (2021). Leesmotivatie en leesweerstand. Deel 1: theorieën over leesmotivatie. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd 26 06 2023 via https://didactieknederlands.nl/handboek/2021/10/leesmotivatie-en-leesweerstand-deel-1-theorieen-over-leesmotivatie
Jongstra, W., Spoelstra, T., & Pauw, I. (2020). De kracht van jeugdliteratuur. Een verkenning naar de betekenis van jeugdliteratuur voor het burgerschapsonderwijs. Veerkracht, 17(1), p 18-21.
Lessenserie
Auteurs:
Dorus Strootman
Dorus Strootman is docent geschiedenis op het CLD te Delft. Hij geeft hier les aan alle leerjaren in de onderbouw havo/vwo. Daarnaast begeleid hij leerlingen met studievaardigheden en is mentor van 3 havo. Contactgegevens: d.strootman@chrlyceumdelft.nl.
Chantal van Oosten
Chantal van Oosten is na 21 jaar basisonderwijs overgestapt naar het middelbaar onderwijs. Nu is ze sinds 2018 werkzaam als docent Nederlands op het CLD te Delft. Ze geeft daar les aan alle leerjaren van de mavo en aan 2 havo. Tevens is ze coach van individuele leerlingen en mentor van 2 havo. Contactgegevens: c.vanoosten@chrlyceumdelft.nl.